Hier leer je of je werkwoorden met een D of T moet schrijven. Eerst herkennen van persoonsvorm tegenwoordige tijd. Welke regel? (houdt hij, houd jij) Voor de pv verl. tijd en het volt. dw gebruik je de regel van 't kofschip. En nog veel meer!
Oefen de woordpakketten van jouw spellingmethode. Je kunt alleen flitsen (lezen) of oefenen (makkelijk/moeilijk) of een dictee maken op verschillende manieren.
Schrijf je woorden met een v of een f? blijf/schrijf, vis/fijn, boven/boffen, trucjes voor de f-woorden, vlaag, fanfare, fobie, fauna (heel veel woordenschat).
Woorden met z of s beginnend, opklimmend in moeilijkheid. Lange en korte klanken: lezen en lessen. Tweeklanken: keuze, pauze. Z of s gevolgd door medeklinker. Ook apart groep 3, 4, 5, 6 woorden.
Eind d of t? Vanaf groep 5 alles over woorden zoals hoed, staart, zwart, blond, lopend, hart of hard, randje, kastje, maantje, maandje, waarheid, koffietijd, universiteit, breedbeeld. Ook woordenschat (in alle apps)
Zeer uitgebreid. Alles wat met ei en ij te maken heeft: erij, heid/teit/tijd, mei/mij, -lijk, meid/mijt, ijken/eiken, ijn/ein, enz. Waar het kan worden trucjes, regels toegepast.
Wanneer schrijf je wel of niet een tussen-n: pannenkoek of pannekoek. Zoals bij alle apps: uitleg, regels, trucjes, oefenen, woordenschat, foute woorden herhalen enz.
Wanneer schrijf je een hoofdletter? Zinnen, namen, eigennamen, aardrijkskunde, talen, feesten, historie, godsdienst. Woorden als Zuid-Holland, Romeinse Rijk, Tweede Kamer.
Allerlei oefeningen met werkwoorden in de tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooid deelwoord. Zoals:
Ik vind, ik vond, ik heb gevonden.
Ik breng, ik bracht, hij heeft gebracht.