We gaan verder met woorden van vijf letters.
Probeer bij f-woorden zelf een plaatje te bedenken voor het f-laatje.
Bekijk de volgende zinnen.
Straks krijg je hier vragen over.
Peter vecht met Johan.
De veter van mijn schoen doe ik vast.
Frits speelt op zijn viool.
Eten we vandaag vlees?
Een ander woord voor vleugel is vlerk.
Er zit een vlieg op de tafel.
Ik vlieg vandaag naar Finland.
Staat het water hoog bij vloed?
Ik veeg de vloer.
Ik vroeg jou iets.
Vocht is niet droog maar nat.
Ik maak van mijn hand een vuist.
Ik heb veel vrienden en geen enkele vijand.
In onze tuin is een vijver.
Ik vloek nooit.
Bij vijf graden vorst vriest het.
Ik stel een vraag aan jou.
Wanneer komt er vrede in de hele wereld?
Kom je op mijn feest?
Ik krijg een nieuwe fiets op mijn verjaardag.
Doe toch niet zo flauw.
Wat ben jij flink opgeschoten met je werkstuk.
Toen het onweerde, zag ik een flits door de donkere lucht schieten.
Wat voor fluit heeft jouw zus, een blokfluit of een dwarsfluit?
Wat heb je dat fraai gemaakt, prachtig!
Lust jij graag friet met mayonaise?
Ik frons mijn voorhoofd.
Elke dag eet ik fruit.